15 september 2020, dinsdagochtend.

Schoonzus Roos gaat mee, we hopen dat ze bij het gesprek mag zijn. En dat mag!

Ik neem het gesprek op, maak ook wat aantekeningen. Dokter Immenga is een vriendelijke, jonge man. Hij kijkt ons meelevend aan. Hij zegt dat de kamer eigenlijk te klein is voor 4 mensen i.v.m. corona, maar hij vindt het toch prima dat Roos er ook bij is.

Waar we al bang voor waren, wordt helaas werkelijkheid.

Karel heeft een graad 4 glioblastoom, een GBM4. De ergste soort hersentumor die er bestaat. Agressief, groeit sprieterig door de hersenen heen, met een levensverwachting van één tot twee jaar…

De artsen willen met chemo en bestraling de groei remmen.

Karel, in de rolstoel, met zijn jas nog aan, zoekt mijn hand en vindt hem. Bij ons drieën komen de tranen.

De dokter vraagt aan Karel hoe hij zich nu voelt. Hij antwoordt: “Ik vind het vreselijk voor mijn vrouw”.

De bom is gevallen….ik ga mijn liefste verliezen. Vroeg of wat later, maar we zullen niet stokoud worden samen.

Er volgt nog een hele hoop informatie. Ik schrijf het één en ander op, en verder laten we het over aan de opname die loopt. We kijken naar de MRI scan, naar het monster in Karel’s hoofd.

Ontredderd proberen we zoveel mogelijk van het gesprek te volgen, maar het is moeilijk, zo moeilijk!

Dan gaan we naar huis. Roos, Karel en ik pakken elkaar even stevig vast, dan lopen we naar buiten.

Thuis bel ik mijn leidinggevende dat ik even een tijdje nodig heb om bij te komen. Gelukkig heeft ze alle begrip, en zegt dat ik de tijd moet nemen.

Ik moet huilen op de gekste momenten. Als ik mooie muziek hoor. Of de Tour de France zie. Zullen we ooit nog heerlijk met Meyke kamperen in onze caravan?

Het “nooit meer”. Het beneemt me de adem en ik moet hartverscheurend huilen.
Karel zegt dat zijn auto verkocht moet worden. Hij kan niet rijden, en waarschijnlijk nooit meer. Mocht het wel kunnen, dan kan hij ook in mijn auto rijden. Nu staat de Audi stil en gaat er maandelijks een hoop geld uit voor niks. Ik vind het vreselijk, het is weer zo confronterend.

Dan zegt Karel: ik ga voor de 10 jaar. En die houden we erin. We moéten hoop houden. Er gebeuren echt (medische) wonderen, en Karel moet daar één van worden.

Wat fijn is dat het contact met Roos en Jolande intensiever wordt. Ook Erica zie ik gelukkig weer. Iedereen wil helpen waar mogelijk, we hoeven maar even te vragen. Er moet een nieuw bed komen, omdat het waterbed lek is. Karel’s auto die dus verkocht moet worden. (Terwijl ik dit schrijf, krijg ik weer een brok in mijn keel).